Verankeren

de juiste montage

RAND- EN ASAFSTANDEN
Om  afbreken en scheurvorming van de verankeringsondergrond te vermijden en om de noodzakelijke belasting van pluggen of ankers te kunnen opnemen, dienen  de rand­ en asafstanden, alsmede de voorschriften met betrekking tot de noodzakelijke bouw­ stofbreedte en -dikte  in acht te worden genomen. Voor kunststof pluggen kan normaliter een randafstand van tweemaal de montage­ diepte gehanteerd worden. In het algemeen zal een asafstand of hart-op-hart afstand van vier maal de montagediepte volstaan.

BOOR- EN MONTAGEDIEPTE
Op enkele uitzonderingen na dient de boorgatdiepte groter te zijn dan de montagediepte. De montagediepte bij kunststof pluggen en stalen ankers komt overeen met de afstand tussen het oppervlak van het bouwmateriaal en de onderzijde van de plug of het anker. Door de boorgatdiepte ruim aan te houden, is er voldoende ruimte voor eventueel aanwezig boorgruis of voor de uit de plug stekende schroefpunt, waardoor het functioneren zeker wordt gesteld.
De minimale schroeflengte is vast te stellen door de schroefdiameter op te tellen bij de pluglengte, de dikte van de eventuele pleisterlaag en de dikte van het te monteren element. Veel typen pluggen kunnen hun functie alleen vervullen als de schroef door de plugpunt steekt. De maximale draagkracht van een plug wordt bereikt in combinatie met een schroef met de grootst mogelijke schroefdiameter, die na montage minimaal zijn eigen diameter uit de plug steekt.

BOORGATREINIGING
U dient tijdens of na het boren het boorgruis te verwijderen. Een niet gereinigd boorgat reduceert de trekwaarde! Dit is met name belangrijk bij gaten die door  middel van  een diamantboor zijn aangebracht. Houdt er bovendien rekening mee dat niet ieder anker geschikt is voor dergelijke gaten. Het anker heeft door de gladde boorwand dan te weinig grip voor een optimale verankering. Bij gebruik van een injectiehars is een juiste voorbereiding van het boorgat van essentieel belang. Het boorgat is pas na het schoonborstelen en uitblazen geschikt voor het aanbrengen van de hars. De ankerstang kan vervolgens door middel van een draaiende beweging langzaam in het gat worden geplaatst. Na de uithardingstijd kan de constructie worden aangebracht.

 KLEMBEREIK
Het klembereik of de nuttige lengte van een verankering komt overeen met dat deel van het product dat, na montage van de verankering, beschikbaar is voor bevestiging van de constructie. Bij voormontage wordt het klembereik bepaald door de uitstekende lengte van de gebruikte schroef. Bij doorsteekmontage wordt het maximale klembereik bepaald door de plug of het anker. Is de ondergrond voorzien van pleisterwerk of isolatiemateriaal, dan moet een schroef of een doorsteekplug worden gekozen die minimaal een klembereik heeft dat de dikte van het element en de dikte van de tussenlaag kan overbruggen.

CORROSIE
De gangbare beschermende zinklaag tegen corrosie voor betonankers en -schroeven bedraagt 5-8 mm, kleurloos of iriserend blauw gepassiveerd. Door deze passivering krijgt het anker zijn zilveren of blauwe kleur. Dit biedt voldoende bescherming tegen corrosie in gesloten, niet vochtige ruimtes, zoals woningen, kantoren, scholen, ziekenhuizen, winkels.
Een verhoogde bescherming tegen corrosie wordt ook verkregen door de oppervlaktebehandeling thermisch verzinken toe te passen. Worden ankers en pluggen toegepast aan de buitenlucht of in bouwwerken waar de buitenlucht vrij toegang heeft, bijvoorbeeld in ventilerende spouwruimtes of daken en in vochtige ruimtes, dan moet het stalen gedeelte uit roestvaststaal A4 klasse 70, 1.4401 of AISI 316 zijn vervaardigd. Echter in chloorhoudende atmosferen, zoals bijvoorbeeld gechloreerde overdekte zwembaden, moeten in verband met  bedreiging door  spanningscorrosie  ankers  vervaardigd uit  speciaal roestvaststaal, werkstofnummer 1.4529, worden toegepast.

BRANDWERENDHEID
Wanneer pluggen of ankers worden toegepast voor de verankering van bouwdelen waaraan eisen met betrekking tot brandvertraging worden gesteld, dan moet normaliter het brandgedrag van de bevestiging door een erkende instantie worden gecontroleerd. Geteste producten dienen te zijn voorzien van een brandwerendheidscertificaat, met vermelding van de tijdsduur en de daarbij behorende toegelaten belasting.

RICHTLIJNEN OP HET GEBIED VAN ZWARE VERANKERINGEN
Economisch en efficiënt construeren is de doelstelling van iedere constructeur. Jarenlang werd er vrij conservatief met een rekenwaarde gewerkt, die maatgevend was voor alle bezwijkmechanismen. Het onderscheid tussen de verschillende richtingen waarin krachten op een verankering kunnen werken, het onderscheid tussen trekkrachten, drukkrachten dan wel schuifkrachten verdween. Op basis van de oude rekenregels ontstonden veelal vrij zware constructies, vanwege een in feite overgedimensioneerd anker en de daarbij behorende grote vereiste randafstanden. Met de komst van nationale en internationale richtlijnen is nu een berekeningsmethode beschikbaar, die rekening houdt met de karakteristieke waarden voor de weerstand van ankers. Deze karakteristieke waarden worden verkregen door middel van specifieke testen op de betreffende producten.

RICHTLIJNEN
De Europese goedkeuringsrichtlijnen worden opgesteld door de Europese organisatie voor technische goedkeuringen EOTA (European Organisation for Technical Approvals). In Europa kunnen twee groepen technische specificaties onderscheiden worden; de Europese productnormen voor bouwproducten en de Europese technische goedkeuringen. Wanneer een product onder een Europese norm valt, is de fabrikant verplicht de CE-markering te voeren.
De Europese technische goedkeuringen daarentegen zijn bedoeld voor producten waarvoor geen  Europese norm is opgesteld. Voor verankeringen gelden voornamelijk deze goedkeuringen. Een product kan alsnog in aanmerking komen voor een CE-markering wanneer de producent het laat testen volgens een door de EOTA goedgekeurde procedure. Voor bouwproducten zijn zo'n 1.500 Europese normen opgesteld door  de Europese Commissie voor Normalisatie. (CEN) In de normen is vastgelegd welke producteigen­ schappen en specificaties onder de CE-markering vallen en hoe deze getest moeten worden. In gevallen waarbij veiligheids- en gezondheidsaspecten een rol spelen, moet een derde partij, een zogenaamd notified body, bepaalde proeven en controles uitvoeren.
De Europese goedkeuring ETB, (Europese Technische Beoordeling) of ETA, (European Technical Approval) is met name van toepassing op bouwproducten die niet genormaliseerd zijn binnen het CEN. De deelnemende instituten, 'approval bodies', zijn door de lidstaten aangewezen. Op basis van de Europese richtlijnen (ETAG, European Technical Approval Guideline) kunnen fabrikanten bij deze instituten hun producten aanbieden met het verzoek tot goedkeuring.
Sinds 2014 en op basis van een specifieke overeenkomst met de Europese Commissie, ontwikkelt EOTA de ETAG’s in EAD's volgens de eisen die zijn vastgelegd in Verordening (EU) nr. 305/2011 van de Bouwproducten. Dit zal leiden tot wijzigingen van de structuur en van de inhoud. Tenzij anders vermeld, worden geen technische veranderingen in aanmerking genomen. Nadere informatie kunt u hier vinden.
ETAG 001 is vervangen door EAD* 330232-00-0601. (*EAD = European Assessment Document). Relevante elementen zijn nog steeds geldig voor ETAG 001 deel 5 en 6. De in Noord-Amerika toegepaste berekeningsmethode ACI 318 Appendix D komt grotendeels overeen met Annex C van de Europese ETAG. Beide methodes zijn gebaseerd op de Concrete Capacity berekeningsmethode.

GOEDKEURINGEN
De ACI Code Standard, de Duitse nationale bouwkundige goedkeuring en de Europese goedkeuring ETA zijn documenten waarin de eigenschappen van een bepaald product staan. Deze geven de garantie dat het betreffende product getest is volgens de vereiste richtlijn. De vermelde eigenschappen betreffen onder andere technische informatie over het toepassingsgebied, rand- en asafstanden, bouwdeeldikte en karakteristieke sterkte voor verschillende bezwijkvormen.
Een dergelijk document is noodzakelijk voor het ontwerpen van een constructieve verankering. Een bouwwerk moet immers zodanig ontworpen en uitgevoerd worden dat de krachten, die tijdens de bouw en het gebruik daarvan ontstaan, geen schade, aanzienlijke vervorming of instorting veroorzaken. Het is dus noodzakelijk dat met een berekening kan worden aangetoond dat de constructie voldoet.
De ETAG "metal anchors for  use in concrete" (ETAG no. 001 uitgave 1997) omschrijft de testprocedures, ontwerp- en berekeningsmethoden en beoordelingsmethoden om een ETA voor een metalen verankering die wordt geplaatst in gescheurd en niet gescheurd beton te verkrijgen. Wanneer op een bepaald product een ETA is afgegeven dan mag de CE-markering op het product worden aangebracht.

BEREKENINGSMETHODE
In de ACI 318 Appendix Den de ETAG Annex C staan drie berekeningsmethoden. Van methode C naar methode A wordt een toenemend aantal variabelen in de berekening betrokken. Globaal kan worden gesteld dat bij methode A de verschillende invloeden op de verankering veel nauwkeuriger worden bepaald dan bij methode B of C.

A             Berekeningsmethode A is de meest omvattende en gedetailleerde rekenmethode, waarbij alle mogelijke vormen van bezwijken en alle belastingsrichtingen in beschouwing worden genomen. Zowel staal­ breuk, uittrekken, betonkegelbreuk, splijten als zij- en achteruitbreken komen aan de orde. Er moet worden aangetoond dat de rekenwaarde voor  de belasting in alle  richtingen en voor  ieder  bezwijkmechanisme kleiner is dan de rekenwaarde van  de verankering bepaald uit de karakteristieke waarde in uiterste grenstoestand.
B             In tegenstelling tot methode A wordt in de vereenvoudigde methode B een waarde voor alle belastingrichtingen gehanteerd. Bovendien wordt geen rekening gehouden met de vorm van bezwijken. In tegenstelling tot methode C worden niet alleen karakteristieke waarden voor de randen asafstanden gehanteerd, maar ook minimum waarden.
C             Methode C is een vereenvoudiging van rekenmethode B; voor alle belastingrichtingen wordt een waarde gehanteerd. Bij toepassing van deze methode dienen de karakteristieke rand- en asafstanden gerespecteerd te worden.

Omdat methode A de meest omvattende berekening is, kan hiermee ook de meest effectieve ankerkeuze gemaakt worden. Methode A is dan ook de aanbevolen rekenmethode. Uiteraard kan ook met de andere methoden een betrouwbare bevestiging tot stand worden gebracht. Echter, bij methode B en C worden veel minder aspecten in ogenschouw genomen. Constructief is dit veelal minder gunstig vanwege o.a. grotere randafstanden en/of hart-op­ hartafstanden.
Het resultaat van deze rekenmethodes is de keuze voor een anker dat tot een bepaalde categorie behoort. In de goedkeuringen worden 12 categorieën onderscheiden, gebaseerd op het toepassingsgebied van een anker. Tot de eerste zes categorieën, de zogenaamde opties, behoren de ankers voor zowel gescheurd als niet gescheurd beton, de laatste zes opties zijn uitsluitend geschikt voor niet gescheurd beton. Een optie kan worden gezien als een omschrijving van een test, waarbij toepassingsparameters zoals betonsterkte, betonconditie (gescheurd of niet gescheurd), belastingrichtingen, rand- en asafstanden het meest omvattend zijn bij optie 1 en het minst omvattend bij optie 12.

 Het initiatief voor deze tests ligt bij de fabrikant van het betreffende anker. De genoemde berekeningsmethoden hebben ieder betrekking op vier categorieën ankers. Berekeningsmethode A is van toepassing op ankers met optie 1, 2, 7 en 8. Methode B heeft betrekking op ankers met optie 3, 4, 9 en 10. Methode C is van toepassing op ankers met optie 5, 6, 11 en 12. Onderstaande tabel geeft de relatie tussen de berekeningsmethoden, de categorieën ankers en het toepassingsgebied aan. Wanneer voor een anker een optie van toepassing is, dient dit op het etiket te zijn aangegeven.